Lezers maak je samen
Dat heeft de Vlaming goed begrepen. Uit een onderzoek van Indiville in opdracht van Iedereen Leest, blijkt dat 71% van de ouders regelmatig aan hun kinderen jonger dan dertien jaar voorleest. Meer dan 1.000 Vlamingen vulden in oktober de online enquête in. Ongeveer 1 op 3 heeft kinderen jonger dan achttien jaar, maar ook grootouders en ouders met volwassen kinderen namen deel aan het onderzoek.

Aan wie lezen we voor?
Aan kinderen tussen twee en vijf jaar wordt het meest voorgelezen, namelijk door negen van de tien respondenten. 71% leest voor aan kinderen jonger dan twee jaar. Vanaf het moment dat kinderen op een leeftijd komen waarop ze zelf kunnen lezen, wordt er minder voorgelezen. Aan kinderen tussen zes en twaalf jaar wordt nog maar door 58% voorgelezen. Wanneer kinderen ouder zijn dan dertien jaar, daalt dat percentage naar een luttele 6%.
Iets minder dan de helft van de ouders met minderjarige kinderen leest helemaal niet voor. Dat valt deels te verklaren doordat hun kinderen ouder zijn dan dertien jaar. 86% geeft namelijk aan vroeger wel te hebben voorgelezen. Als we kijken naar de gezinnen met kinderen jonger dan dertien jaar, wordt er bij 71% regelmatig voorgelezen.
Iedereen leest voor
Het zijn de mama’s die het vaaks voorlezen, namelijk 53%. Bij de papa’s ligt dat getal op 34%, al stijgt het wel tot 43% – tegenover 56% van de mama’s – als de kinderen jonger dan twaalf jaar zijn. Daarnaast leest bij 16% van de gezinnen de oudere broer of zus wel eens voor en leest 68% van de grootouders regelmatig een verhaal voor aan hun kleinkinderen. 38% van de respondenten heeft zelf geen kinderen, maar 1 op 3 geeft aan toch regelmatig aan kinderen van familie of vrienden voor te lezen. Hooggeschoolden lijken iets meer voor te lezen dan laaggeschoolden, maar dat kan verklaard worden door het aandeel grootouders zonder hoger diploma.
Voorlezen als vast ritueel
Voorlezen is bij veel gezinnen (64%) een vast ritueel voor het slapengaan. Bij bijna 1 op 3 is er geen vast moment, 14% leest voornamelijk op vakantie voor, 7% doet het na school en 2% ’s ochtends. Door vaste momenten te kiezen om voor te lezen, maak je er een gewoonte van.
Aan kinderen tussen twee en vijf jaar wordt het vaakst voorgelezen. Bij 57% is het een dagelijks ritueel, bij 27% gebeurt het minstens een keer per week. Bij baby’s en peuters liggen die cijfers iets lager: 39% leest dagelijks voor en 28% minstens een keer per week. De voorleesfrequentie neemt af bij kinderen tussen zes en twaalf jaar: 28% van de ouders leest hun kind dan nog dagelijks voor en 18% minstens een keer per week. Bij 81% van de gezinnen geven de kinderen zelf aan dat ze voorgelezen willen worden.
Alleen maar voordelen
De hoge voorleescijfers tonen dat Vlamingen duidelijk de voordelen van voorlezen inzien en er zo vroeg mogelijk mee beginnen. Gezellig samenzijn is voor de meesten de voornaamste reden om voor te lezen, gevolgd door een meer rationele reden: om de taal- en leesontwikkeling van de kinderen te stimuleren.
Respondenten die aangeven niet meer voor te lezen aan hun kinderen geven daar volgende redenen voor:
- De kinderen zijn te oud geworden (68%)
- De kinderen vragen er zelf niet naar (30%)
- De kinderen lezen liever zelf (24%)
- Geen tijd om voor te lezen (10%)
Als kinderen tussen twee en vijf jaar oud zijn, neemt 31% van de ouders hen regelmatig mee naar voorleesactiviteiten in bijvoorbeeld de gemeentelijke bibliotheek of de boekhandel. Iets minder dan 1 op 4 neemt zijn baby of peuter mee naar zulke voorleesactiviteiten.
In de pers
Zeven op tien ouders lezen regelmatig voor: “Voorlezen is cruciaal voor leesopvoeding van kinderen” – VRT NWS