“Kritisch meedenken door Indiville is van onschatbare waarde”
“De proactiviteit, snelheid en flexibiliteit van Indiville stellen we bij Bepublic enorm op prijs. Vooral het kritisch meedenken van de onderzoekers bij Indiville over een maatschappelijk probleem/trend is van onschatbare waarde. De resultaten van hun onderzoeken leveren altijd zeer nieuwswaardige inhoud op en wakkeren ook een maatschappelijk debat opnieuw aan, zoals dat recent nog gebeurde met een onderzoek over het verplaatsingsgedrag van de Belg. Dat maakt het ontzettend fijn om met Indiville te werken. De kwaliteit die de medewerkers leveren, is van topniveau.” – Safia Yachou – Senior PR Consultant Bepublic.
Het recente onderzoek waarvan sprake voerde Indiville uit in opdracht van auto- en tweewielerfederatie Febiac, in samenwerking met PR-bureau Bepublic. In totaal werden 1.007 Belgen bevraagd over hun verplaatsingsgedrag. De enquête gebeurde online, tussen 8 en 14 januari 2019.
7 op 10 rijdt met de wagen naar het werk
Files houden de Belg niet tegen om met de auto naar het werk te rijden. 7 op de 10 Belgen gebruikt zijn wagen sowieso. Want met het openbaar vervoer zijn ze langer onderweg (38%) of hebben ze geen goede aansluitingen (34%). 36% van de ondervraagden geeft aan dat het omwille van de job onmogelijk is om het openbaar vervoer of andere vervoersmiddelen te gebruiken.
Combimobiliteit vindt de Belg geen oplossing
In tegenstelling tot veel experts, ziet slechts 18% van de ondervraagden een oplossing in het combineren van verschillende vervoersmiddelen. 45% gelooft niet dat deze zogenoemde combimobiliteit het fileprobleem kan oplossen. Al zijn jongeren op dit vlak hoopvoller gestemd: bijna de helft van de jonge mensen tussen 18 en 30 jaar gelooft dat combimobiliteit een oplossing kan bieden.
In de pers
Zeven op de tien Belgen gebruiken wagen om naar het werk te gaan – Knack
File of niet, 7 op 10 Belgen met wagen naar werk – HLN
Les habitudes de déplacement (video) – RTL – TVI
Toute-puissance de la voiture : 7 Belges sur 10 n’ont pas le choix ! – La Dernière Heure
La mobilité “multimodale” loin de convaincre les Belges, selon une étude de la Fébiac – RTBF
« La réflexion critique d’Indiville a une valeur inestimable »
« Ce que nous apprécions beaucoup chez Bepuplic, ce sont la proactivité, la rapidité et la flexibilité d’Indiville. La réflexion critique des collaborateurs d’Indiville sur un problème de société/une tendance sociétale a une valeur inestimable. Les résultats de leurs études apportent toujours un contenu très intéressant et provoquent aussi chaque fois un débat de société comme cela a encore été le cas récemment avec une étude sur les habitudes de déplacement du Belge. Tout cela fait qu’il est extrêmement agréable de travailler avec Indiville. La qualité qu’assurent les collaborateurs est exceptionnelle. » – Safia Yachou – Senior PR Consultant Bepublic.
La récente étude précitée a été réalisée par Indiville à la demande de la Febiac, la Fédération de l’Industrie de l’Automobile et du Cycle en Belgique et au Grand-Duché de Luxembourg, en collaboration avec l’agence de RP Bepublic. Au total, 1.007 Belges ont été interrogés sur leurs habitudes de déplacement. L’enquête a été réalisée en ligne, entre le 8 et le 14 janvier 2019.
7 personnes sur 10 utilisent leur voiture pour se rendre au travail
Les files ne dissuadent pas les Belges de se rendre en voiture au travail. 7 Belges sur 10 utilisent leur voiture dans tous les cas. En cause, les temps de déplacement plus longs avec les transports en commun (38 %) ou les mauvaises correspondances (34 %). 36 % des personnes interrogées disent qu’il leur est impossible d’utiliser les transports en commun ou d’autres moyens de transport en raison de leur travail.
La combi-mobilité n’est pas une solution pour le Belge
Contrairement à ce que pensent de nombreux experts, 18 % seulement des personnes interrogées voient la combinaison de différents moyens de transport comme une solution. 45 % ne pensent pas que cette combi-mobilité puisse résoudre le problème des files. Même si les jeunes semblent plus positifs à ce sujet : près de la moitié des jeunes âgés de 18 à 30 ans pensent que la combi-mobilité peut apporter une solution.
Dans la presse
Les habitudes de déplacement (video) – RTL – TVI
Toute-puissance de la voiture : 7 Belges sur 10 n’ont pas le choix ! – La Dernière Heure
La mobilité “multimodale” loin de convaincre les Belges, selon une étude de la Fébiac – RTBF
Zeven op de tien Belgen gebruiken wagen om naar het werk te gaan – Knack
File of niet, 7 op 10 Belgen met wagen naar werk – HLN
Vlamingen stellen ruim 10.000 wetenschapsvragen
Op welke vragen willen de Vlamingen dat de wetenschap een antwoord biedt? Dat onderzocht Indiville samen met Tree company en Levuur in opdracht van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek.
Na een oproep in het voorjaar van 2018 stuurden de Vlamingen maar liefst 10.559 inspirerende vragen voor de wetenschap in. ‘Zullen we onszelf ooit kunnen teleporteren?’, ‘Hoeveel planten maken de stadslucht echt gezonder?’ en ‘Zullen robots ooit zelf creatief kunst kunnen maken?’ Experten bundelden alle vragen in een Vlaamse Wetenschapsagenda, die werd voorgesteld bij de viering van 90 jaar FWO.

De meer dan tienduizend vragen werden door honderd experts samengevat in 82 thema’s. Voor elk thema werd vervolgens een overzichtelijke en toegankelijke fiche opgesteld die de ruggengraat van de Vlaamse Wetenschapsagenda vormt. Indiville ondersteunde de verwerking van de vragen. De top 10 van de thema’s ziet er als volgt uit:
- Fundamentele wetenschappen
‘Hoe verklaren we de verscheidenheid en complexiteit van de aarde?’
- Afval
‘Van afval naar grondstof, hoe doen we dat?’
- Natuurlijke grondstoffen
‘Zijn er grenzen aan de groei op onze planeet?’
- Bestuur, beleid en politiek
‘Hoe kunnen we het politiek bestuur verbeteren?’
- Omgang met dieren
‘Hoe zullen we in de toekomst omgaan met dieren?’
- Inclusieve samenleving
‘Hoe verklaren en vermijden we ongelijkheid en discriminatie?’
- Gedragsverandering
‘Zijn we in staat ons gedrag aan te passen in functie van een betere wereld?’
- Mobiliteit
‘De mobiliteit van morgen: welke weg kiezen we?’
- Voedselproductie
‘Duurzaam, veilig, gezond en betaalbaar voedsel voor iedereen: een utopie?’
- Energie
‘Zal er straks nog genoeg energie zijn?’
De Vlaamse Wetenschapsagenda vormt een mooie doorslag van de wetenschappelijke vragen die vandaag bij de Vlamingen leven. Tegelijk zijn de verwachtingen hooggespannen: de burgers hebben het volste vertrouwen in de wetenschap om een antwoord te kunnen formuleren op uitdagingen en fundamentele vraagstukken in onze maatschappij.
Op de website vraagvoordewetenschap.be zijn alle ingediende vragen terug te vinden en kunnen bezoekers gemakkelijk doorheen de hoofdcategorieën en thema’s navigeren.
Le Belge est de moins en moins déconnecté en vacances
À quelle fréquence le Belge part-il en moyenne en vacances ? Où aime-t-il le plus partir et quel est le plus important pendant ses vacances ? Pour la troisième année d’affilée, Indiville a étudié le baromètre des vacances de Touring.
Vacances au soleil et à la plage en Europe toujours en tête
96 % des vacanciers belges partent au moins une fois par an en vacances en Europe. La France (57 %), l’Espagne (29 %) et les Pays-Bas (27 %) forment le top 3 des destinations de vacances préférées. Les vacances au soleil et à la plage arrivent toujours en tête (23 %), mais les circuits ont également la cote (11 % en 2017 contre 8 % en 2016). Trois vacanciers sur quatre préfèrent toujours les vacances en voiture (75 %), devant les vacances en avion (63 %), en train (16 %) et en car (12 %).
Réservations en ligne et vacances connectées
60 % en moyenne réservent leurs vacances en ligne et passent aussi toujours plus de temps sur internet une fois arrivés à destination. La consommation de données des Belges à l’étranger a plus que triplé depuis la suppression des frais de roaming dans l’Union européenne. Autre constat marquant : nous avons du mal à nous passer d’internet même sur les lieux de vacances où des frais de roaming (très élevés) sont toujours appliqués. 41 % des vacanciers restent aussi accros aux réseaux sociaux en vacances. Un chiffre qui culmine même à 71 % chez les 18 à 34 ans.
Vacanciers plus rassurés
Si le terrorisme influençait encore quelque peu notre comportement en matière de voyages lors du précédent Baromètre des vacances (17 %), nous voyons que la peur a diminué en 2017 et ne concerne plus que 13 % des vacanciers. Nous avons plus peur de tomber malades (47 %) en vacances ou d’être impliqués dans un accident (43 %). Malgré cela, 39 % ne sont pas intéressés par une assistance médicale ou une assurance dépannage à l’étranger.
Belg gaat op vakantie steeds minder offline
Hoe vaak gaat de gemiddelde Belg op reis? Naar waar trekt hij het liefst en wat vindt hij belangrijk tijdens zijn vakantie? Indiville onderzocht het voor het derde jaar op rij voor de Touring Vakantiebarometer.
Zon- en strandvakanties in Europa nog altijd het populairst
96% van de Belgische vakantiegangers gaat minstens 1 keer per jaar binnen Europa op reis. Frankrijk (57%), Spanje (29%) en Nederland (27%) vormen de top-3 van favoriete vakantiebestemmingen. Zon- en strandvakanties blijven het populairst (23%), maar rondreizen zit in de lift (11% in 2017 tegenover 8% in 2016). Drie op vier vakantiegangers gaat nog altijd het liefst met de auto op vakantie (75%), gevolgd door het vliegtuig (63%), de trein (16%) en de bus (12%).
Online boeken en ‘online’ reizen
Gemiddeld 60% boekt zijn reis online en ook op de vakantiebestemming zelf brengen we steeds meer tijd door op het web. Sinds de roamingkosten binnen de EU wegvielen, is het dataverbruik van Belgen in het buitenland maar liefst verdrievoudigd. Ook opvallend: zelfs in vakantiebestemmingen waar wel nog (zeer hoge) roamingkosten gerekend worden, kunnen we het internet blijkbaar niet links laten liggen. 41% van de vakantiegangers laat zich ook op vakantie verleiden door sociale media. Bij de 18- tot 34-jarigen loopt dit zelfs op tot 71,3%.
Bezorgdheid neemt af
Terwijl in de vorige Vakantiebarometer het terrorisme ons reisgedrag nog enigszins bepaalde (17%), zien we dat de bezorgdheid in 2017 afgenomen is. Nog slechts 13% ligt er wakker van. We maken ons meer zorgen om ziek te worden (47%) op vakantie of betrokken te raken bij een ongeval (43%). Desondanks heeft 39% geen interesse in medische bijstand of pechverhelping in het buitenland.
2 op 3 werknemers wil overuren pas jaar nadien opnemen Wet Werkbaar en Wendbaar Werk nog meer verwachting dan werkelijkheid
Ruim een jaar geleden werd de wet Werkbaar en Wendbaar Werk (WWW) beter gekend als de wet Peeters ingevoerd. HR-dienstverlener Acerta polste samen met Indiville bij 1.700 werknemers naar hun ervaringen. Uit de bevraging blijkt dat werknemers wel willen, maar dat ze nog te weinig kunnen en mogen. Zo kan meer dan de helft van de werknemers niet kiezen wanneer de werkdag start en stopt. Verder is ruim 2 op 3 werknemers vragende partij om overuren te compenseren tot een jaar of meer na het presteren ervan. Dat kan vandaag slechts binnen de 3 maanden na de prestatie.
Overuren en flexibele uren: meer wens dan werkelijkheid
65% van de werknemers is vragende partij om meeruren of overuren te mogen compenseren een jaar of meer na het presteren ervan, zo blijkt uit de Indiville-bevraging bij 1.700 werknemers. De wet voorziet standaard dat deze compensatie moet gebeuren binnen de 3 maanden. Deze periode kan verlengd worden, maar de inhaalrust moet toegekend worden ten laatste binnen het jaar.
De Wet Werkbaar en Wendbaar Werk zorgde voor een nieuw type overuren. De werknemer mag, naast de reeds bestaande overurenregeling, 100 extra overuren per jaar presteren als de werkgever hieraan behoefte heeft. Deze overuren moeten later niet gerecupereerd worden. Werknemers zijn, zeggen ze zelf, vragende partij om gedurende bepaalde periodes van hun carrière extra uren te presteren. Liefst 47% van de respondenten stelt gebruik te willen maken van de mogelijkheid om bijkomende uren te presteren, zelfs als deze aan het normale loon worden uitbetaald, zonder extra vergoeding .
In de praktijk worden slechts heel uitzonderlijk vrijwillige overuren geregistreerd in de payroll, blijkt uit de cijfers van ACERTA sociaal secretariaat. Ze zijn goed voor slechts 0,11% van alle gepresteerde uren.
Sarah Peeters, directeur Acerta Consult: “Het beperkte succes van de vrijwillige overuren is mogelijks mee te verklaren vanwege het feit dat ook voor deze uren een overloontoeslag moet worden betaald. Ongetwijfeld zou de werkgever meer bereid zijn om deze uren aan te bieden aan zijn werknemers als ze betaald konden worden aan het normale loon zonder toeslag. En bijna de helft van de werknemers zou blijkbaar ook heel tevreden hiermee geweest zijn om op deze manier iets bij te verdienen.”
Verder blijkt uit het onderzoek dat werknemers openstaan voor een arbeidsregime dat toelaat om bepaalde periodes meer en andere periodes minder te werken. Uit onze bevraging bij werknemers is:
- 73% bereid dat te doen als ze zelf het aantal werkuren per week kunnen bepalen;
- 69% bereid dat te doen als collega’s onder elkaar het aantal werkuren per week kunnen bepalen;
- 54% bereid dat te doen als de werkgever voor de werknemers het aantal werkuren per week bepaalt.
53% heeft geen toegang tot glijdende uren, een opportuniteit voor creatieve werkgevers
Uit de bevraging blijkt dat 47% van de bevraagde werknemers kan kiezen wanneer de werkdag begint en stopt, binnen bepaalde grenzen uiteraard. 71% geeft aan die keuze van glijdende uren belangrijk tot heel belangrijk te vinden. Dat is een stijging met 25% tegenover de bevraging van twee jaar terug. Sarah Peeters: “Toch heeft 53% van de werknemers vandaag nog altijd geen toegang tot glijdende uren. Het zal voor bepaalde functies inderdaad de nodige creativiteit vragen om glijdende werkuren in te voeren, maar als je als werkgever weet hoe belangrijk werknemers die mogelijkheid vinden, ligt daar alleszins een kans om het verschil te maken. En in een krappe arbeidsmarkt is elke opportuniteit om als werkgever attractiever te zijn dan de rest, de moeite waard.”
Thuiswerk/telewerk van occasioneel naar structureel
41% van de werknemers vindt dat thuiswerk/telewerk mogelijk moet zijn voor zijn/haar werk. 36% van de werkgevers laat thuiswerk/telewerk ook effectief toe in de onderneming, maar niet noodzakelijk voor alle werknemers. Het zijn vooral bedienden, kaderleden en directie die toegang krijgen tot thuiswerk/telewerk, telkens goed voor 80%. Meestal gaat het over 1 à 2 dagen per week. Opmerkelijk; van de 64% respondenten die zegt dat vandaag nog geen thuiswerk/telewerk mogelijk is, stelt 1/3e dat zij hiervan wel zouden willen genieten.
Sarah Peeters.: “Thuiswerk heeft zeker aan populariteit gewonnen. Dat merken wij ook aan de vele vragen die wij bij ACERTA krijgen over het invoeren van richtlijnen rond thuiswerk. We gaan er van uit dat in de toekomst het telewerk nog ruimer ingang zal vinden, zeker gezien de huidige mobiliteitsproblematiek. Voor leidinggevenden gaat dit gepaard met een wijziging van de wijze waarop ze hun werknemer beoordelen. Leidinggevenden zullen, meer dan vandaag, hun werknemer moeten coachen en opvolgen op basis van de gerealiseerde output en minder op basis van de aanwezigheid.”
67% van de werknemers ziet het zitten om vakantie op te sparen voor later
De wet Werkbaar en Wendbaar Werk effende ook de weg naar loopbaansparen. Loopbaansparen laat toe om bepaalde prestaties niet onmiddellijk te honoreren in arbeidstijd en geld, maar deze op te sparen om later in de carrière terug te nemen. Liefst 69% van de werknemers zou het wel zien zitten om gedurende bepaalde periodes in hun carrière meer te werken om dan weer in andere fases van de loopbaan minder uren te presteren. Ook de mogelijkheid om vakantie op te sparen voor later in de carrière krijgt bijval: 67% zou dat wel zien zitten. Sarah Peeters: Vakbonden én werkgevers staan op de rem omdat (nog) niet helemaal duidelijk is wat loopbaansparen precies kan of zou inhouden. Misschien moeten de partijen vooral beseffen dat voor de werknemer de meerwaarde zit in het zelf mogen kiezen. Een zeg hebben in verschillende aspecten van het werknemer zijn – in de werktijden, de werkplek, de loopbaan, opleiding, verloning, … –verhoogt de betrokkenheid en het engagement van werknemers. Dat zou voldoende reden moeten zijn om van inspraak werk te maken. De Wet Peeters heeft deuren ontsloten, sommige van die deuren staan op een kier, de werknemers willen ze nu graag verder openduwen.”
Over de cijfers
De gegevens komen van de tweejaarlijkse bevraging die ACERTA door Indiville liet uitvoeren bij 1700 werknemers in het voorjaar 2018. Er wordt gewerkt met een representatieve steekproef van de werknemerspopulatie. Deze bevraging is de spiegelenquête van de tweejaarlijkse CEO bevraging van ACERTA die werd afgenomen in 2017.
Voor meer informatie, gelieve contact op te nemen met
ACERTA – Sylva De Craecker
T +32 478 27 93 62
E Sylva.De.Craecker@ACERTA.be
Bepublic – Bert Bouserie
T +32 488 40 44 77
E bert@bepublic.be
Enquête nationale sur le bonheur
Le professeur en bonheur Lieven Annemans (UGent) et la compagnie d’assurance NN ont recherché, dans le cadre de l’Enquête nationale sur le bonheur, tous les facteurs pouvant influencer le bonheur des Belges. L’objectif était de définir précisément le concept du bonheur et d’adresser ensuite les observations aux responsables politiques. Au total, 3.770 personnes ont participé à cette étude.
Les différents résultats ont été dévoilés sur la plateforme www.belgesheureux.be de mars 2018 à mars 2019.
La conclusion générale de cette enquête est que le Belge est modérément heureux, alors qu’un groupe important de Belges est soit très heureux, soit très malheureux. Autre élément marquant, les seniors belges sont en moyenne plus heureux et moins seuls que les millennials.
Travail, argent et santé
L’enquête montre en outre que notre travail a un impact important sur notre vie et donc sur notre bonheur. Notre travail représente ainsi en moyenne près d’un cinquième de notre bonheur, une proportion qui atteint même près d’un tiers chez les indépendants contre un dixième à peine chez les fonctionnaires.
L’enquête confirme également l’impact de notre santé sur notre bonheur, alors que l’argent et la tranquillité d’esprit financière contribuent aussi clairement au bonheur. Le sentiment de bonheur atteint dans ce cas un pic avec des revenus compris entre 4.000 et 4.500 €, mais ceux qui gagnent plus ne sont pas plus heureux.
Expériences de jeunesse
Des professeurs inspirants et des liens d’amitié de qualité noués durant notre jeunesse ont clairement un impact positif sur notre sentiment de bonheur plus tard, à l’inverse du harcèlement, très néfaste.
Autonomie, implication et compétences
L’étude constate aussi que le fait de pouvoir prendre soi-même des décisions (Autonomie), d’avoir un réseau de relations (Implication) et d’avoir confiance dans les choses que l’on fait (Compétences) contribuent à notre bonheur.
La plateforme www.belgesheureux.be permet de tester son propre score du bonheur et de le comparer à celui des autres Belges grâce au Bonheur-o-Mètre. Le site propose aussi des conseils d’experts en bonheur pour une vie plus heureuse.
Nationaal Geluksonderzoek
Geluksprofessor Lieven Annemans (UGent) en verzekeringsmaatschappij NN gingen in het Nationaal Geluksonderzoek op zoek naar alle mogelijke factoren die het geluk van de Belgen beïnvloeden. De bedoeling was zowel het concept geluk in kaart te brengen als met de bevindingen naar het beleid te stappen. In totaal namen 3770 mensen deel aan deze studie.
Nog tot maart 2019 worden op het platform www.gelukkigebelgen.be de verschillende resultaten bekendgemaakt.
Algemene conclusie van dit onderzoek is dat de Belg matig gelukkig is, terwijl er een grote groep Belgen hetzij heel gelukkig dan wel heel ongelukkig is. Opvallend is dat Belgische senioren tegenwoordig gemiddeld gelukkiger en minder eenzaam zijn dan millennials.
Werk, geld en gezondheid
Daarnaast toont het onderzoek aan dat ons werk een groot impact heeft op ons leven en dus op ons geluk. Zo maakt onze job gemiddeld bijna een vijfde uit van ons geluk, bij zelfstandigen stijgt dat percentage zelfs tot bijna een derde, terwijl dit bij ambtenaren nauwelijks een tiende is.
Dat onze gezondheid een impact heeft op ons geluk en ook geld en financiële gemoedsrust wel degelijk gelukkig maken, wordt eveneens bevestigd. Wel bereikt het geluksgevoel een piek bij een inkomen van €4000 à €4500 en wordt wie meer verdient, er niet gelukkiger van.
Jeugdervaringen
Opmerkelijk is de positieve impact van inspirerende leerkrachten en kwalitatieve vriendschappen tijdens onze jeugd, terwijl gepest worden nefast is voor onze later geluksgevoel.
ABC van het geluk
De studie stelt vast dat ook het zelf beslissingen kunnen nemen (Autonomie), het hebben van een netwerk van relaties (Betrokkenheid) en het vertrouwen hebben in de dingen die men doet (Competentie) bijdragen tot ons geluk.
Op het platform www.gelukkigebelgen.be kan iedereen met de Geluk-o-Meter zijn eigen gelukscore testen en vergelijken met die van de andere Belgen. Er staan ook tips op van gelukexperts voor een gelukkiger leven.
Betrek uw burgers bij uw stad of gemeente!
Indiville en Tree Company ontwikkelden de “Participatieve Wijkmonitor”, een performant, flexibel aanpasbaar en makkelijk inzetbaar instrument voor burgerbevragingen in Vlaamse steden en gemeenten.
Ontdek tot op wijkniveau wat er leeft bij uw inwoners. Wat is goed en wat kan beter? Laat uw inwoners participeren bij uw beleid. Verzamel hun ideeën om het nog beter te doen .
Deze info vertelt u hoe u uw burgers permanent kan betrekken.
Wij maken u wegwijs in uw bevolking!

Afspraak met de mensen (de specialiteit van Indiville)
U wil weten wat er leeft bij de inwoners van uw stad of gemeente ? Dan bent u bij ons aan het juiste adres. Het vraagt een professioneel onderzoek dat wordt gedreven door objectieve resultaten.
We besparen u de technische aangelegenheden. De onderbouwde vragenset, de steekproeftrekking, de afname van de interviews, de dataverwerking en de statistiek zijn voor ons. Wij staan garant voor de juiste aanpak. U dient enkel de brieven te verzenden naar uw inwoners en kan zich daarna volledig bezighouden met de resultaten en hoe die concreet te maken om van uw stad of gemeente een nog aangenamere plek te maken om te leven, wonen en werken.
Het enige wat we van u vragen is een opstartmeeting. Omdat uw stad of gemeente verschilt van de andere. Focus is nu eenmaal maatwerk. Uw toekomstbarometer moet persoonlijk zijn.
Samengevat!
We brengen we de sterke punten van uw stad of gemeente in kaart en geven aan waar verbetering mogelijk is. We vertellen welke initiatieven werken en welke niet. En we vergelijken ze met de cijfers van andere steden en gemeenten. Meten is weten. En weten doet slimmer besturen.
Samen tot oplossingen komen (de specialiteit van Tree Company)
Het is één zaak om in kaart te brengen waar uw burgers van wakker liggen, maar u wil ook samen met hen aan de slag gaan. Samen tot ideeën, inzet en engagement komen. Laat uw burgers concrete projecten indienen, laat ze mee nadenken over je begroting of vraag naar hun oplossing waar ze mee voor willen gaan.
De beste oplossingen zijn altijd een soort verrassing. Ze zijn verbazend eenvoudig. Of ze komen uit onverwachte hoek. Daarom geloven wij in véél mensen. Hoe meer mensen bij een uitdaging worden betrokken, hoe groter de kans op een bruikbaar idee. Het Participatieplatform van Tree Company is een ideeënbus die wérkt. Het dure woord is online ideation . Maar waar het om gaat is dat mensen hun stad of gemeente energie en inspiratie geven. Ons Participatieplatform maakt het mogelijk. Uw burgers bereiken is één. Hun input is twéé. Uw beleid en breed lokaal engagement zijn drie en vier.
Uiteraard is het Participatieplatform persoonlijk, aangepast aan de look & feel van uw stad of gemeente. Wij schilderen de ideeënbus in de kleuren van uw gevel. Bij wijze van spreken. Zolang u maar kunt luisteren naar wat de mensen zeggen.
Een affaire die blijft duren (De specialiteit van Bpact)
De mensen maar één keer bij het beleid betrekken, is zonde van de moeite. Ons lokaal burgerpanel is een affaire die blijft duren. Omdat de toekomst ook blijft duren. Bpact biedt met burgerpanel.net de oplossing aan om burgers permanent te betrekken bij uw beleid. Het engagement van de mensen moet worden gekoesterd.
Wij hebben de technische middelen en de expertise ervoor in huis, conform alle privacyregels. Tenslotte gaat het om persoonlijke informatie van de mensen zelf. Wij rekruteren het burgerpanel samen met u via enquêtes en online participatietrajecten. Daarnaast hebben we de tools klaar om ook te rekruteren via uw nieuwsbrief, website of andere contactmomenten en kunnen burgers zich inschrijven via www.burgerpanel.net.
Meer info?
Contacteer Jo Steyaert of Jurgen Minnebo.
Folder – Aanbod Participatieve Wijkmonitor
Levenskeuzes op latere leeftijd
Een onderzoek bij 2000 niet-hulpbehoevende Belgen van 60 jaar en ouder in opdracht van de Koning Boudewijnstichting

In 2017 bevroeg Indiville 2000 niet-hulpbehoevende Belgen van 60 jaar en ouder over levenskeuzes op latere leeftijd. De studie had een dubbel doel:
- In kaart brengen wat de verwachtingen en voorkeuren van de Belgen zijn m.b.t. wat er moet gebeuren bij een mogelijk verlies van autonomie, persoonlijk of bij een geliefde, alsook het kunnen anticiperen van hun toekomstig gedrag.
- Het opzetten van een barometer om beter inzicht te krijgen in de evolutie van levenskeuzes, de daaruit voortvloeiende behoeften, de veranderende rol en invloed van wijzigende samenlevingsvormen op de verwachte en verkregen steun of hulp.
De volgende thema’s werden bevraagd:
- Thema 1. Hoe kijkt men aan tegen het ouder worden?
- Thema 2. Hoe kijkt men aan tegen het risico om afhankelijk te worden?
- Thema 3. Ervaring met het verlies van autonomie bij naasten.
- Thema 4. Vroeger over later nadenken (huisvesting ….).
- Thema 5. Hoe kijkt men aan tegen informele zorg (met inbegrip van mantelzorg) in de ruime zin (m.i.v. de rol van buren, vrijwilligers …)
De resultaten kregen veel aandacht in zowel de Nederlandstalige als Franstalige media. Een greep uit artikels en beeldfragmenten over deze studie die integraal online te raadplegen zijn:
Het Belang van Limburg / Gazet Van Antwerpen
Knack
De Artsenkrant
La Libre
RTBF
BX1
7sur7
Le Vif
Grande enquête sur la mobilité : le Belge n’attend pas monts et merveilles de la voiture électrique
Comment le Belge voit-il l’avenir de notre mobilité ? Qu’attend-il du monde politique et qu’est-il lui-même prêt à faire pour une autre mobilité (plus propre) ? À la demande de Touring, Indiville a réalisé une enquête nationale auprès de plus de 6.300 personnes. Conclusion : le Belge ne croit pas en une seule solution qui pourrait constituer la panacée, mais plutôt en une combinaison de moyens et de solutions de transport.
51 % des répondants croient plus dans des villes sans voitures (51 %) que dans la voiture électrique comme solution au problème de mobilité. 68 % affirment avoir du mal à limiter les déplacements en voiture. 79 % trouvent du reste que les pouvoirs publics n’investissent pas assez dans les alternatives à la voiture. Si la taxe kilométrique devait un jour être instaurée pour les voitures, 16 % des personnes interrogées laisseraient plus souvent leur voiture au garage, surtout pour les petits trajets. 42 % paieraient simplement la taxe kilométrique, alors que 23 % prendraient des routes moins chères.
La voiture reste le moyen de transport préféré
La voiture est plus rapide et les transports en commun sont mauvais ou pas disponibles. Telles sont les deux grandes raisons pour lesquelles le Belge continue à préférer la voiture. La voiture reste de loin son moyen de transport préféré, tant pour le trajet domicile-travail (63 %) que pour aller à l’école (66 %). La préférence pour la voiture est plus prononcée en Wallonie (73 %) qu’en Flandre (61 %) où le vélo enregistre une note très honorable (20 %). C’est à Bruxelles que les transports en commun sont les plus utilisés avec une note de 33 %.
Groot Mobiliteitsonderzoek: Belg verwacht niet alle heil van elektrische auto
Hoe ziet de Belg de toekomst van onze mobiliteit? Wat verwacht hij van de overheid en wat is hij zelf bereid te doen voor een andere (schonere) mobiliteit? Indiville onderzocht het met een nationale enquête bij ruim 6.300 respondenten, in opdracht van Touring. Eindconclusie: de Belg gelooft niet in één zaligmakende oplossing, maar in een combinatie van vervoersmiddelen en transportoplossingen.
51% van de respondenten gelooft eerder in autoloze steden (51%) dan in de elektrische auto als oplossing van het mobiliteitsprobleem. 68% beweert moeite te doen om de autoverplaatsingen te beperken. 79% vindt overigens dat de overheid te weinig investeert in alternatieven voor de auto. Als het rekeningrijden voor personenwagens er ooit komt, zou 16% van de ondervraagden de auto vaker aan de kant laten, zeker voor korte trajecten. 42% zou de kilometerheffing gewoon betalen en 23% zou goedkopere wegen nemen.
Auto blijft favoriete vervoersmiddel
De auto is sneller en het openbaar vervoer slecht of niet beschikbaar. Dat zijn de twee hoofdredenen waarom de Belg voor zijn auto blijft kiezen. De wagen is nog altijd met voorsprong zijn favoriete vervoersmiddel, zowel voor woon-werkverkeer (63%) als voor het schooltraject (66%). In Wallonië is de voorkeur voor de auto meer uitgesproken (73%) dan in Vlaanderen (61%). Daar scoort de fiets relatief goed (20%). In Brussel wordt dan weer het meest gebruikgemaakt van het openbaar vervoer (33%).
Luchtverontreiniging en geluidshinder in lokale mobiliteitsplannen en lokale ruimtelijke-ordeningsplannen
Dat geluidshinder en luchtverontreiniging nadelig zijn voor de gezondheid, is een open deur. Dat lokale besturen daar dan ook best rekening mee houden als ze plannen maken rond mobiliteit en ruimtelijke ordening, is er nog zo een.
Hoe valt het dan te verklaren dat zo weinig lokale overheden de handen uit de mouwen steken?
Indiville ging op onderzoek uit in opdracht van Agentschap Zorg en Gezondheid.
Centrale vragen: hoe zit het met de kennis en de technieken om geluidshinder en luchtverontreiniging in kaart te brengen? En wat maakt beleidsmakers besluiteloos?
Welke factoren zorgen ervoor dat schone lucht en beperkte geluidshinder een rol van betekenis krijgen bij het uittekenen van lokale plannen voor mobiliteit en ruimtelijke ordening? En wat zijn de hinderpalen?
Om op die vragen een antwoord te krijgen, organiseerde Indiville een studiedag om lokale overheden enthousiast te maken, twee focusgroepsgesprekken, face-to-facegesprekken met lokale ambtenaren, schepenen en studiebureaus en een kwantitatieve enquête.
Samenlevingsvormen in Vlaanderen (VRT – 2016)
Opdracht
Er beweegt wat in Vlaanderen en zijn bevolking. Het aantal gezinnen (ook eenoudergezinnen) neemt toe, de vergrijzing ook, maar er is ook een sterke opkomst van nieuwe samenlevingsvormen. Het traditionele gezin is niet meer alleen de hoeksteen van de samenleving. Maar over het hoe en wat is er eigenlijk nog niet veel geweten. Nieuwe samenlevingsvormen krijgen meer aandacht in de pers, al is het maar omwille van enkele nieuwe overheidsbeslissingen, die weinig rekening houden met de gezinssamenstelling van de Vlaming. Hoe wordt dit nu allemaal beleefd door de nieuwe samenlevingsvormen zelf? Hoe bekijken zij hun (en de andere) situaties, en dit op een breed scala van onderwerpen? Hierop wil de VRT Nieuwsdienst een antwoord zoeken door een onderzoek te organiseren over de verschillende samenlevingsvormen die er in Vlaanderen bestaan, onder begeleiding van de VRT Studiedienst. Het onderzoek dient de Nieuwsdienst te voeden met inzichten en feiten die men kan gebruiken binnen het nieuwsaanbod.
Met een dubbel doel voor ogen werd daarom een onderzoek opgestart bij de Vlaamse bevolking: enerzijds diepgaand inzicht verwerven in enkele samenlevingsvormen (en dit in zijn ruimste betekenis) op zich en daarnaast inzicht krijgen in hoe zij met enkele thema’s omgaan en situering hiervan binnen Vlaanderen. De steekproef bestond uit een representatief staal van de Vlaamse bevolking met een proportionele spreiding over alleenstaanden, nieuwe Vlamingen, gezinnen met en zonder kinderen (getrouwd of wettelijk/feitelijk samenwonend), LAT-koppels, nieuw samengestelde gezinnen en empty nesters. De vragenlijst peilde naar het sociodemografisch profiel van de respondent (en zijn/haar partner), de samenlevingsvorm, attitudes tegenover relaties, samenlevingsvormen en opvoeding, geluk (algemeen gevoel van geluk, diverse aspecten van geluk als partnerrelatie, situatie als ‘single’, job, levensstandaard …, eenzaamheid en medicatiegebruik), work-life balance, dating, relatiekwaliteit, conflicten, relatiebreuken, contact met ex-partners en kinderen uit vorige relaties, kinderwens en thema’s over geld en vermogen als economische risicofactoren, financiële ademruimte en successieplanning.
Aanpak
Indiville stond in voor het onderzoek, inclusief voorbereidingsfase met ontwikkeling vragenlijst, steekproefkader, veldwerk, data-analyse en rapportering van de resultaten. De resultaten van de studie werden vanaf 6 juni 2016 gepresenteerd in diverse VRT-programma’s op televisie (Het Journaal), radio en online. Prof. Dr. Sofie Vanassche (K.U.Leuven) werkte als extern expert mee aan deze studie.
In de voorbereidingsfase werden tijdens meetings met de VRT (studiedienst en Nieuwsdienst) de verwachtingen over het onderzoek scherper gesteld. Ook de te bevragen samenlevingsvormen werden preciezer gedefinieerd. Op basis van deze verwachtingen werd de vragenlijst ontwikkeld.
Het veldwerk werd uitgevoerd door middel van een online en telefonische enquête bij de Vlaamse bevolking 18+.
Resultaten in de pers
Het onderzoek heeft heel wat weerklank gekregen. Niet alleen heeft VRT zelf er heel veel aandacht aan besteed via een aparte rubriek “Liefde en geluk” op deredactie, ook in de andere media was er heel wat aandacht (Het radiodebat met Jan Hautekiet en Reacties op Radio1 Facebook).
Onderzoek naar e-invoicing bij burgers, bedrijven en accountants (2014-2016)
Project
Indigov (nu Indiville) voerde in 2014, 2015 en 2016 een barometer uit over de vooruitgang inzake e-invoicing in België. Dit vormt een opvolging van de metingen die Indigov in 2013 uitvoerde. Intussen is reeds voorzien dat het onderzoek ook in 2015 zal worden uitgevoerd.
Het onderzoek werd uitgevoerd bij drie verschillende doelgroepen:
- Belgische bedrijven
- Belgische consumenten
- Boekhouders en accountants
Onderzoek
Monitoring van de vooruitgang inzake e-invoicing in België door het in kaart brengen van:
- Gebruiksinteresse en –intentie
- Wenselijkheid
- Barrières en stimulatoren
- Houdingen
- Gedrag
Onderzoek naar e-invoicing bij burgers, bedrijven en accountants (2014-2016)
Project
Indigov (nu Indiville) voerde in 2014, 2015 en 2016 een barometer uit over de vooruitgang inzake e-invoicing in België. Dit vormt een opvolging van de metingen die Indigov in 2013 uitvoerde. Intussen is reeds voorzien dat het onderzoek ook in 2015 zal worden uitgevoerd.
Het onderzoek werd uitgevoerd bij drie verschillende doelgroepen:
- Belgische bedrijven
- Belgische consumenten
- Boekhouders en accountants
Onderzoek
Monitoring van de vooruitgang inzake e-invoicing in België door het in kaart brengen van:
- Gebruiksinteresse en –intentie
- Wenselijkheid
- Barrières en stimulatoren
- Houdingen
- Gedrag
Behoeften van (jonge) ouders van kinderen met een mentale beperking
Opdracht
Inclusie Vlaanderen is een vereniging voor personen met een verstandelijke handicap en hun netwerk. De vereniging telt 1.200 aangesloten gezinnen, en ijvert al sinds 1959 voor een samenleving waar elke persoon met een verstandelijke beperking als een volwaardige persoon aanzien wordt en aangepaste zorg en ondersteuning krijgt. Inclusie Vlaanderen zet zich in over heel Vlaanderen via 15 lokale afdelingen en een secretariaat in Brussel.
Vanuit Inclusie Vlaanderen groeiden in het verleden allerlei initiatieven (scholen, woonvormen, andere verenigingen…) maar naarmate de overheid en andere spelers een ruimer aanbod uitbouwden, heeft Inclusie Vlaanderen zich niet genoeg beraad over hoe strategie en werking moeten worden aangepast om relevant te blijven voor (jonge) ouders van een kind met een verstandelijke handicap. Het gevolg is dat vanaf het jaar 2000 er een gestage vergrijzing en daling van het ledenaantal is ingetreden. Ook sommige lokale besturen zijn onderhevig aan deze vergrijzing, wat het opstarten van nieuwe initiatieven bemoeilijkt.
Met het strategisch project “Duurzame groei voor Inclusie Vlaanderen” wil de vereniging een change oriëntatie realiseren en mikt ze op 1000 extra leden tegen 2020.
Met dit doel voor ogen werd een onderzoek opgestart bij de leden en vrijwilligers van Inclusie Vlaanderen en bij ouders van een kind met een mentale beperking die geen lid waren van Inclusie Vlaanderen. De studie peilde naar naambekendheid, imago en werking van Inclusie Vlaanderen en ging na of de behoeften van de ouders al dan niet strookten met de missie en werking van Inclusie Vlaanderen.
Aanpak
Indiville stond in voor het onderzoek, inclusief voorbereidingsfase met ontwikkeling vragenlijsten, veldwerk, data-analyse en rapportering van de resultaten (met bijzondere aandacht voor de implicaties voor de toekomstige (communicatie)strategie).
In de voorbereidingsfase werd naast de voorbereiding van het ‘reguliere’ veldwerk ook een kwalitatief vooronderzoek gevoerd door middel van diepte-interviews en groepsgesprekken met vrijwilligers en (niet-)leden van Inclusie Vlaanderen. Op basis van deze gesprekken werd de vragenlijst verfijnd en werd ook input verzameld voor de verbetering van de interne werking van Inclusie Vlaanderen.
Het veldwerk werd uitgevoerd door middel van een online enquête op basis van het ledenbestand van Inclusie Vlaanderen, aangevuld met respondenten die aan het onderzoek deelnamen via scholen Type I en Type II, andere organisaties actief in het veld van mensen met een (mentale) beperking en de sneeuwbalmethode.
De analyse en rapportage van de gegevens bestond, naast het opleveren van rapport, tabellen, dashboard, infographic en data, uit het presenteren van de resultaten en conclusies aan de directie van Inclusie Vlaanderen, de raad van bestuur en op de algemene ledenvergadering, waaraan ook een workshop werd gekoppeld om de conclusies verder te vertalen naar werkbare acties voor de lokale afdelingen.
Open Monumentendag: Bevraging de Vlaming en de leden van Herita
Opdracht
Herita liet een onderzoek uitvoeren naar de leden en niet-leden van Herita en naar de bezoekers en niet-bezoekers van Open Monumentendag in Vlaanderen. De opdracht bestond uit 1) het in kaart brengen van het profiel van de Herita-leden, 2) verwerven van een up-to-date inzicht in het publiek van Open Monumentendag en hun wensen en 3) inzicht krijgen in de niet-bezoeker. Met dit onderzoek wil Herita nagaan wat de behoeften van haar leden zijn en hoe ze daar beter kan op inspelen, het aanbod op Open Monumentendag bijsturen en te weten komen welk bijkomend potentieel er voorhanden is en hoe die groep te bereiken. Herita zet de resultaten van het onderzoek in om op basis van het gedrag en de houding van de betrokkenen ten opzichte onroerend erfgoed, de effectiviteit van het beleid, de dienstverlening en de communicatie te versterken.
Aanpak
Indiville stond in voor het onderzoek, inclusief voorbereidingsfase met ontwikkeling vragenlijst, veldwerk, data-analyse en rapportering van de resultaten.
In de voorbereidingsfase werden in samenspraak met Herita de diverse vragenlijsten ontwikkeld. Deze vragenlijst werden op maat opgesteld om herhaalbaarheid van de meting te kunnen garanderen.
Het veldwerk werd uitgevoerd door middel van online enquêtes bij 1) de leden van Herita (N=2300) en 2) de Belgische bevolking 18+ (N=4000). Daarnaast werden 3 aanvullende focusgroepsgesprekken uitgevoerd bij leden, niet leden en gezinnen met kinderen.
De analyse en rapportage van de gegevens bestond, naast het opleveren van rapport, tabellen en data, uit het presenteren van de resultaten en conclusies aan Herita en op het Open Monumentencongres 2017 in Oostende.
Toptakenonderzoek vereenvoudiging website werk.belgië.be
Opdracht
Doel van het onderzoek was het formuleren van vereenvoudigingsvoorstellen inzake de website werk.belgië.be en de achterliggende processen. Daarbij werd via een kwantitatief onderzoek bij burgers enerzijds en professionele doelgroepen anderzijds ingegaan op de volgende onderdelen:
- In kaart brengen van de informatiebehoefte inzake thema werk
- Kennis en gebruik van digitale kanalen van FOD WASO
- Gebruik en evaluatie van werk.belgië.be
- Profilering van de (niet-)gebruikers
Via een opvolgend kwalitatief onderzoek werd via 2 creatieve sessies met burgers en professionele gebruikers gezocht naar werkbare vereenvoudigingsvoorstellen. Hierbij werden verschillende voorstellen gelanceerd die door de opdrachtgever verder worden bekeken i.f.v. implementatie.
Aanpak
Indiville stond in voor het onderzoek, inclusief voorbereidingsfase met ontwikkeling vragenlijst, veldwerk, data-analyse en rapportering van de resultaten en dit zowel van het kwantitatief onderzoek als van de opvolgende kwalitatieve creatieve sessies.
In de voorbereidingsfase werd via 2 interne workshops (NL + FR) binnen FOD WASO een verkennend onderzoek gedaan voor het eigenlijke onderzoek. Indiville voerde de 2 startworkshops uit met medewerkers van de FOD om zo te komen tot:
- een doelgroepen- / gebruikersmatrix
- een matrix tussen onderdelen en doelgroepen / types gebruikers
- een eerste inventaris van de vanuit de diensten gevoelde noden en wensen
- een afbakening van het onderzoekdoel
Op basis van deze input werd vervolgens een vragenlijst ontwikkeld en ter goedkeuring voorgelegd aan de opdrachtgever.
Na het verwerken van het kwantitatieve onderzoek (zie verder) werd een derde fase van het onderzoek opgestart waarbij we via creatieve workshops (NL+FR) met burgers en bedrijven aan de slag zijn gegaan met het materiaal om te komen tot concrete oplossingen en verbetervoorstellen voor FOD WASO.
Het veldwerk voor het kwantitatief onderzoek werd uitgevoerd door middel van een online enquête bij de Belgische bevolking 18+ op basis van paneldata enerzijds en dit anderzijds aangevuld met online bevraging van professionele gebruikers (binnen de overheid zowel als binnen het bedrijfsleven) van de website. Het veldwerk voor het kwalitatief onderzoek werd uitgevoerd d.m.v. een rekrutering op de deelnemers aan het kwantitatieve onderzoek waarbij volgens specifieke profielen respondenten werden uitgenodigd voor deelname aan de creatieve sessies. Indiville stond in voor de volledige opzet van al het veldwerk.
Dit onderzoek was interessant omdat het goede combinaties maakte tussen creatieve sessies en workshops (zowel interen als extern), grootschalige representatieve panelonderzoeken met onderzoek o.b.v. databanken van de organisatie.
Onroerend Erfgoed
Het agentschap Onroerend Erfgoed en Indiville sloegen de handen in mekaar voor het uitvoeren van een klantentevredenheidsonderzoek en een cultuuronderzoek. Doel van het onderzoek was om een beter inzicht te verwerven in de werking van het agentschap. Via een intensief traject werd een zeer diverse set van stakeholders betrokken in het onderzoek. Het agentschap verwierf zo een unieke inkijk in zijn relatie met zijn doelgroepen. Indiville werkte verder mee aan het het begeleiden van de stuurgroep in het opstellen van actiepunten voor het AOE en het presenteren van de voornaamste resultaten, conclusies en actiepunten aan het directiecomité van het AOE en binnenkort ook aan andere doelgroepen.
Wegen en Verkeer
Voor het Agentschap Wegen en Verkeer voerde Indiville een klantenbevraging uit. De doelstelling van het onderzoek was om informatie te verzamelen rond 3 basisindicatoren bij de klanten van het AWV. Naast de tevredenheid over de gewestwegen en de bereikbaarheid van het agentschap werd ook het imago van het agentschap en de evolutie van deze parameters doorheen de jaren meegenomen.
Door bovenstaande parameters te meten en de effecten van gerealiseerde verbetertrajecten te evalueren, werd door Indiville een duidelijk advies gegeven over de richting die het Agentschap Wegen en Verkeer dient in te slaan.
Ten einde een zo hoog mogelijke respons te garanderen werd gebruik gemaakt van een multimodale opzet. Georganiseerde klanten konden de vragenlijst zowel online (PC als smartphone/tablet) invullen als telefonisch beantwoorden. De studie werd vooreerst aangekondigd door het Agentschap Wegen en Verkeer per email (voor de beschikbare adressen), nadien werden alle contactpersonen opgebeld met de vraag of ze de enquête telefonisch wilden beantwoorden of online. Personen die na 2 weken nog niet geantwoord hadden werden opnieuw opgebeld. Deze gecombineerde methode leverde een responsgraad van meer dan 40%.
EU commission – Design protection
Time.lex CVBA, Spark Legal Network and Consultancy Ltd, Queen Mary University of London, and Indiville were commissioned to perform a legal review of industrial design protection in Europe. This legal study is part of a wider review of European Design in Europe. Within that context, the Economic Review of Industrial Design in Europe, conducted by Europe Economics was published early in 2015. The legal study and the economic study will collectively feed into an evaluation of the European industrial design protection system, the results of which should be known by the end of 2016.
The general purpose of the study was to analyse whether the existing EU legal framework for design protection contributes to the Innovation Union strategy which aims to create an innovation-friendly environment that makes it easier for ideas to be turned into products that will bring growth of the EU economy and jobs. It assesses the substantive and procedural rules concerning the Community Design Right and also national design rights, and provides a coherent assessment of the current two-layered system of design protection in the EU.
The methodology deployed involved conducting an initial layer of legal desk research, followed by two rounds of stakeholder engagement (firstly, via surveys; secondly, via interviews).
EU commission – Design protection
Time.lex CVBA, Spark Legal Network and Consultancy Ltd, Queen Mary University of London, and Indiville were commissioned to perform a legal review of industrial design protection in Europe. This legal study is part of a wider review of European Design in Europe. Within that context, the Economic Review of Industrial Design in Europe, conducted by Europe Economics was published early in 2015. The legal study and the economic study will collectively feed into an evaluation of the European industrial design protection system, the results of which should be known by the end of 2016.
The general purpose of the study was to analyse whether the existing EU legal framework for design protection contributes to the Innovation Union strategy which aims to create an innovation-friendly environment that makes it easier for ideas to be turned into products that will bring growth of the EU economy and jobs. It assesses the substantive and procedural rules concerning the Community Design Right and also national design rights, and provides a coherent assessment of the current two-layered system of design protection in the EU.
The methodology deployed involved conducting an initial layer of legal desk research, followed by two rounds of stakeholder engagement (firstly, via surveys; secondly, via interviews).
Interfederaal Gelijkekansencentrum
Het Interfederaal Gelijkekansencentrum liet een onderzoek uitvoeren naar de naambekendheid en het imago van de instelling, nadat het recent een aantal wijzigingen onderging, zowel qua naam als bevoegdheden. Kennen mensen het centrum, weten ze waarvoor ze er terecht kunnen (en waarvoor niet), welke indruk van hebben ze van het centrum? En hoe verhoudt het centrum zich tot andere spelers op het actieterrein, zoals NGO’s (Amnesty International …) en VZW’s (çavaria …)?
Met dit doel voor ogen werd een onderzoek opgestart bij de Belgische bevolking in het algemeen en met bijzondere aandacht voor de specifieke doelgroepen naar discriminatiegrond van het Interfederaal Gelijkekansencentrum. De studie peilde ook naar belangrijke –en gevoelige- contextvariabelen als politieke voorkeur, attitudes tegenover discriminatie en de eigen tolerantie tegenover een aantal discriminatiegronden. Verder werden ook uitgebreide (en opnieuw vaak gevoelige) socio-demografische kenmerken bevraagd zoals nationaliteit en etnische afkomst, seksuele geaardheid, religie en handicap of gezondheidsproblemen. De studie diende ook rekening te houden met een eventuele opvolgmeting in de toekomst.
Indiville stond in voor het onderzoek, inclusief voorbereidingsfase met ontwikkeling vragenlijst, veldwerk, data-analyse en rapportering van de resultaten (met bijzondere aandacht voor de implicaties voor de toekomstige (communicatie)strategie).
In de voorbereidingsfase werd naast de voorbereiding van het ‘reguliere’ verldwerk ook contact gelegd met diverse koepelorganisaties, om voldoende respondenten uit specifieke doelgroepen te kunnen bereiken (Joodse gemeenschap, mensen met een handicap of ernstig gezondheidsprobleem …). De vragenlijst werd in intensief overleg met het Gelijkekansencentrum ontwikkeld en in vier talen aangeboden.
Het veldwerk werd uitgevoerd door middel van een online enquête bij de Belgische bevolking 16+ (N=2615) op basis van paneldata, aangevuld met respondenten die aan het onderzoek deelnamen via de koepelorganisaties.
De analyse en rapportage van de gegevens bestond, naast het opleveren van rapport, tabellen, dashboard, infographic en data, uit het presenteren van de resultaten en conclusies aan de directie van het IG en op de algemene personeelsvergadering.
Fleetprofile
In opdracht van Fleetprofile onderzocht Indiville de trends en attitudes van bedrijfswagenbestuurders en fleet managers.
In deze bevraging worden fleet managers bevraagd over de evoluties die zij zelf zien op het vlak van bedrijfswagens (nieuwe motorisaties, brandstoftypes, mobiliteitsplannen, mobiliteitsbudget, black boxes). Daarnaast werden bedrijfswagenbestuurders bevraagd over hun mening over black boxes in bedrijfswagens en welk type brandstof ze zouden kiezen voor hun bedrijfswagen in de toekomst.
Het onderzoek levert waardevolle inzichten op voor de bedrijven binnen de fleetmarkt.
Onderstaand zijn de belangrijkste resultaten weergegeven in een infographic.


Coöperatief ondernemen in Vlaanderen – Vooronderzoek i.f.v. communicatiestrategie
In het kader van de communicatiestrategie in functie van de promotie van coöperatief ondernemen, voerde het samenwerkingsverband RCA Group, Indiville, Levuur een uitvoerig onderzoek uit. Hiervoor werden op basis van een steekproef 1.000 Vlaamse burgers en 200 bedrijfsleiders en ondernemers bevraagd.
De doelstelling van deze bevraging was om input te krijgen op 3 niveau’s:
- De voornaamste doelgroepen waarop we onze communicatie kunnen richten.
- De perceptie die coöperatief ondernemen oproept en de oorsprong daarvan.
- De huidige en gewenste positionering van het coöperatieve ondernemingsmodel.
Opvallende resultaten
1. We staan positief tegenover het ondernemen
De algemene houding ten opzichte van ondernemers is positief. Het ondernemingsklimaat in Vlaanderen wordt dan weer negatief beoordeeld.
Zelfbeschikking, voldoening en het zelf kunnen doen zijn de belangrijkste redenen om te ondernemen. De financiële onzekerheden, competentietekorten en kennistekorten zijn de grootste remmers om ondernemer te worden.
Het gemiddelde profiel van een potentiële ondernemer is een 36-jarige die een hogere opleiding genoten heeft. De meerderheid van deze personen kennen een of meerdere ondernemers, en hebben een positieve houding ten opzichte van ondernemers. 31% van de potentiële ondernemers heeft reeds een eigen zaak. 40% van deze groep wil met anderen samen ondernemen.
2. Verschillende concepten van deel- en samenwerkingseconomie zijn gekend, maar weinig gebruikt
- Samenaankoop scoort het best als meest gekende vorm van deel- en samenwerkingseconomie.
- Burgerinitiatieven zijn nog relatief nieuw in Vlaanderen. 17% van de respondenten tonen interesse om een burgerinitiatief op te starten, 3% heeft plannen om één op te starten en nog eens 3% heeft al een burgerinitiatief opgezet.
- Sociale drivers zijn nog steeds een inspiratie om aan burgerinitiatief te doen, maar ook hardere argumenten zoals beroep kunnen doen op subsidies en crowdsourcing zijn een belangrijke reden. 8% van de respondenten denkt aan coöperatief ondernemen als optie voor burgerinitiatief.
3. Verschillende ondernemingsvormen blijven weinig gekend
- De bekendheid van alternatieve ondernemingsvormen, waaronder ook coöperatieve ondernemingsvormen, is laag. 31% van de respondenten kent CVBA, slechts 13% CVOA.
- 10% van de ondernemers heeft reeds overwogen om coöperatief te ondernemen, 3% heeft dat ook effectief gedaan.
- De voornaamste redenen om niet coöperatief te ondernemen zijn dat de ondernemingsvorm te weinig gekend is of gewoon niet geschikt is voor de doelstellingen die de ondernemers vooropgesteld hebben.
- Coöperatief ondernemen wordt vooral geassocieerd met waarden zoals samenwerking, solidariteit, geloofwaardigheid, kwaliteit en betrouwbaarheid.

Assessing User Centric eGovernment performance in Europe
Project in brief
Indigov (now Indiville) was responsible for the user survey in the EU-study on Public Services Online ‘Digital by Default, or by Detour?’ Assessing User Centric eGovernment performance in Europe – eGovernment Benchmark 2012. Jo Steyaert was the lead researcher for this project.
The User Survey exercise provided a new and true-demand picture of how European Citizens perceive online public services. As far as known, it is the first time this exercise has been completed on this scale, revealing representative insights at both country and EU level. The survey reached 28,000 internet-using citizens across 32 EU countries, exploring 27 questions, and 19 most common citizen services. This provides a picture with 95% confidence (relevancy) of the views of the 600 million European citizens.
The full report of this study can be downloaded here.
Full project description
Indigov (now Indiville) was responsible for the design of the quantitative user survey: i.e. the development of the research methodology, the design of the questionnaire, the sample framework, the implementation & fieldwork and reporting of the survey.
The survey was administered in the EU27 as well as in Croatia, Norway, Turkey and Iceland. In 2011, the benchmark was re-designed and 2012 was the first year the re-designed benchmark was put into practice. It addressed four broad focus areas, derived from the policy priorities of the eGovernment Action plan: Empowering government, Seamless government, Results-driven government.
This survey targeted the Internet population of 32 countries with a total of more than 600 million inhabitants. This Internet population represents 72% of the total population between 16 and 74 years old (based on Eurostat data on Internet use by individuals in the previous 12 months). For each country, a representative sample of the Internet population was determined (interlaced by age/gender and representative of NUTS 1 regions). The target population was reached via online survey panels. The results from the user survey Europe-wide represents a total of 28 177 respondents.
The survey examined through 27 questions:
- User profiles and target groups: categorisation of eGovernment users/non-users (demographics, Internet use, levels of trust in using the Internet, contacts with Government, …)
- Usage of eGovernment services during the last 12 months, including channel use and preferences, and likelihood of future use
- User satisfaction: satisfaction in comparison to other explanatory factors such as satisfaction with non-government eServices (eBanking, social networks, eCommerce), user expectations and achievement of objectives
- Perceived benefits (impact): perceived benefits of using eGovernment channels and services
- Barriers to use for eGovernment services, including awareness: explanatory factors that prevent citizens from using the online channel, including lack of awareness.
EU study on User Expectations of a Life Events
Project
An EU study on User expectations of a life events approach for designing eGovernment services (together with Deloitte in 2010).
This study combined, lead by Jo Steyaert, a set of user experiments conducted in a laboratory setting with an online survey in three countries. The laboratory experiment was set up in order to identify the ways in which people approach a life event and how they navigate and use the available online sources to find appropriate solutions. Based on the findings four life event scenarios for future eGovernment services were developed which integrate different Web 2.0 tools. These scenario’s where tested in an online survey in three countries (N=3.000) in order to to investigate the reaction of users to these new types of services.
Full project description
The overall objective of the study is to investigate and document renewed ways of eGovernment service delivery grouped in what is called a “life events” approach covering different types of multichannel, integrated, bundled, personalised, pro-active delivery approaches.
This study provides a future vision of eGovernment service provision that is based on a life events approach, user expectations, key Web 2.0 enablers, and a service-oriented architecture paradigm. It investigates and documents the evolution of the life events approach in the context of Web 2.0 technologies, open government, and third party collaboration (Government 2.0).
The study explores a number of key enablers for a new approach, among which service oriented architecture, and provides recommendations for a roadmap towards a renewed life events approach for eGovernment services based on a Government 2.0 approach.
This renewed approach focuses particularly on new media, platforms and benefits for eGovernment services from the new features offered by the Web 2.0 concepts. These new eGovernment delivery approaches cover a number of concepts and investigate the possible use of social participation techniques (e.g. consultation, petitioning, support networks and community sites), and the use of collaborative production techniques (e.g. crowd-sourcing, expert tools, mass collaboration and joint production of services) that involve public, private or civic partners.
The study placed particular focus on cross-border services and developed four practical scenarios of future service delivery with third party involvement. These scenarios constitute mock-ups of services for the following life events: 1) Stolen valuables abroad, 2) Studying abroad, 3) Working abroad, and 4) Travel during a pandemic flu.
De Lijn : personeelsbevraging
Aanpak
Indigov (nu Indiville), iNOSTIX en Levuur voeren voor de periode 2014-2018 het raamcontract personeelsonderzoek uit voor De Lijn.
Voor het meten van de arbeidssituatie en de beleving van het werk is een specifiek instrumentarium ontwikkeld op basis van wetenschappelijk onderbouwd onderzoek. In tegenstelling tot het klassieke tevredenheidsonderzoek brengt het Indigov-iNostix medewerkersonderzoek niet alleen de mate van tevredenheid over een aantal kenmerken van de werksituatie in kaart, maar geeft het eveneens een concreet beeld over de manier waarop de medewerkers deze kenmerken in hun werk beleven met de impact hiervan op hun engagement, welbevinden en tevredenheid.
De output van het onderzoek zijn actiegerichte aanbevelingen die rechtstreeks impact hebben op de aantrekkingskracht, de retentiekracht en de performantie van de organisatie. We bekijken engagement- en tevredenheidsonderzoek vanuit een breder strategisch HR-perspectief. Het uiteindelijke doel is te komen tot een ‘executive view’ van wat er in de organisatie leeft. De output van het onderzoek zijn actiegerichte aanbevelingen die rechtstreeks HR en de organisatie aanbelangen. Deze invalshoek is verschillend van standaard engagement- en tevredenheidsonderzoek en wordt gedreven door een zeer brede HR expertise zowel vanuit onze academische als HR praktijk achtergrond.
Uitvoering
Het consortium realiseert dit onderzoek volledig van A-Z:
Uitgevoerd wave 1: mei-juni 2014 en rapportage in september 2014
De Lijn : enquête du personnel
Approche
Indigov (actuellement Indiville), iNOSTIX et Levuur ont effectué pour la période 2014-2018 le contrat-cadre concernant l’enquête du personnel pour la société De Lijn.
Afin de mesurer la situation et l’ambiance de travail, un outil spécifique a été développé sur base d’une recherche scientifiquement fondée. Contrairement à une enquête classique de satisfaction qui mesure le taux de satisfaction des employés sur base de quelques caractéristiques de la situation quotidienne au travail, Indigov-iNostix apporte aussi une image concrète de la façon dont les employés vivent cette situation et leur implication sur leur motivation, leur bien-être et leur degré de satisfaction.
Les résultats de la recherche sont des recommandations orientées vers l’action qui ont un impact immédiat sur l’attraction, la force de rétention et la performance de l’organisation. Nous regardons une enquête de satisfaction et d’engagement sous une perspective HR stratégique plus large. L’ «executive view » de ce qui se passe dans l’organisation est le but final. Les résultats de la recherche sont des recommandations orientées vers l’action directement liées aux RH et à l’organisation. Cette approche différente est possible grâce à une expertise RH de haut niveau, à la fois théorique et pratique.
Exécution
Le consortium a fait cette recherche de A à Z.
Le Limbourg plus propre qu’avant…
Projet
Indiville a interrogé en 2014, pour le compte de Limburg.net un échantillon représentatif de Limbourgeois et de résidents de la région de Diest sur leur relation avec les déchets ménagers.
Limburg.net voulait avoir une meilleure compréhension de l’attitude des habitant vis-à-vis du traitement des déchets ménagers ainsi que de ce que cela leur coûte.
L’étude a également été axée sur
- l’attitude envers les déchets (traitement des déchets)
- l’utilisation du service de collecte des déchets (collectes, les parcs de recyclage) et son degré de satisfaction
- la perception de la marque Limburg.net (notoriété – spontanée ou suggérée)
- l’évaluation de la communication
Limburg wat netter…
Project
Indigov (nu Indiville) bevroeg in 2014 in opdracht van Limburg.net een representatief staal van Limburgers en inwoners uit de regio Diest over hun relatie met huishoudelijk afval.
Limbrug.net wou een beter inzicht verwerven in de houding van de inwoner tegenover de verwerking van huishoudelijk afval en de gepercipieerde kostprijs van huishoudelijk afval.
In het onderzoek werd dan ook gepeild naar
- de houding ten opzichte van (de verwerking van) afval
- het gebruik en de tevredenheid van de diensten voor afvalinzameling (inzamelingen, recyclageparken)
- de perceptie over het merk Limburg.net zelf (bekendheid- spontaan en geholpen)
- de evaluatie van de communicatie
Développement durable en province d’Anvers
Au printemps 2014 Jo Steyaert a réalisé pour le compte de la province d’Anvers une étude sur le comportement écologique et durable dans la province.
Les thèmes suivants ont été abordés :
- développement durable au quotidien
- habiter durable
- chauffage
- eau potable
- mobilité
- nourriture
Nous avons interrogé au total 2444 habitants de la province d’ Anvers répartis équitablement par sexe et par âge, tenant compte de l’origine urbaine ou non urbaine ainsi que de la formation de l’échantillon.
Certaines perceptions et tendances existantes ont été confirmées par l’étude, mais celle-ci a aussi relevé des nouveaux défis pour la province en matière d’habitat durable. En automne, la province annoncera les résultats.
Duurzaamheid in de Provincie Antwerpen
In het voorjaar van 2014 voerde Jo Steyaert in opdracht van de Provincie Antwerpen een onderzoek uit naar het ecologisch en duurzaam gedrag in de Provincie Antwerpen.
De bevraging was opgezet rond de thema’s:
- duurzaamheid in dagelijks leven
- duurzaam wonen
- verwarming
- drinkwater
- mobiliteit
- voedsel
We bevroegen in totaal 2444 inwoners uit de provincie Antwerpen representatief verdeeld over leeftijd en geslacht, met inachtname van de verdeling inzake stedelijkheid en opleiding.
Het onderzoek bevestigde een aantal bestaande percepties en trends, maar gaf tegelijkertijd ook nieuwe inzichten aan de Provincie om zijn beleid inzake duurzaam wonen verder vorm te geven. In het najaar zal de Provincie uitpakken met de resultaten.
Nouveau concept pour le suivi du fardeau administratif aux Pays-Bas
Projet
Indiville a développé un modèle innovant de mesure de suivi de l’approche de travail personnalisée aux Pays-Bas.
Que voulait le client ?
Le gouvernement travaille déjà depuis des années à la réduction du fardeau administratif. Mais l’évolution des idées et les innovations sociales exigent une politique de réglementation et le contrôle du fardeau administratif s’impose. Le défi est de continuer à diminuer le fardeau afin de stimuler la croissance de l’économie et de créer de l’emploi supplémentaire. Pour atteindre cet objectif, le gouvernement utilise l’approche personnalisée. Bien sûr, le gouvernement veut savoir si cette approche est la bonne ou doit encore être adaptée. C’est pourquoi nous avons développé en collaboration avec les autres partenaires, un nouvel outil de mesure.
Leçons tirées de 25 ans de mesure et d’approche du fardeau administratif
Notre proposition est basée sur une expérience de plus de 25 ans en mesure et traitement du fardeau administratif. La leçon la plus importante est que nous ne mesurons pas pour savoir, mais nous mesurons pour améliorer: ne pas mesurer pour une raison, mais mesurer avec un but. L’outil de mesure est donc un moyen. Un moyen qui sert trois objectifs :
- La mesure de l’impalpabilité,
- Evaluer la politique et les mesures sur du concret, et
- Offrir au gouvernement et aux entreprises un service qui leur permet de résoudre les problèmes et d’éliminer les obstacles.
D’après l’enquête scientifique, il semblerait que nous avons une chance unique à saisir pour y parvenir. Tous les ingrédients sont réunis, il suffit juste de les combiner de façon intelligente.
Notre proposition en bref
La métaphore de notre modèle est un moulin à vent moderne : forme simple mais outil avancé et très sophistiqué pour générer l’énergie de façon optimale. Nous avons développé notre outil ‘sur mesure’ de façon similaire : clair et simple pour les entrepreneurs mais techniquement très développé.
Les trois accessoires de pointe de l’outil sont :
- Le cadre de mesure scientifiquement étayé.
- Le modèle d’échantillonnage.
- L’outil d’enquête.
Le modèle conceptuel
Ce qui est unique dans notre approche est la combinaison que nous faisons entre les indicateurs de perception objectifs et subjectifs ainsi que la possibilité donnée aux entrepreneurs de donner et de recevoir du feedback. Grâce à une bonne orientation qui est adaptée à un secteur personnalisé, nous savons quelles questions nous voulons poser et à qui. Avec un ensemble d’indicateurs de QETP (les indicateurs standards de SKM complétés par des indicateurs émotionnels), nous nous informons sur la perception objective et subjective auprès du répondant autant au niveau des problèmes que des solutions.
L’analyse montrera dans quelle mesure les entrepreneurs arrivent à identifier les problèmes, à apprécier les solutions et le rapport entre les deux. De cette manière, nous garantissons que notre outil est une valeur ajoutée immédiate pour toutes les parties.
Analyse et rapportage
L’outil de mesure nous donne des résultats de recherche définitifs (données) qui seront en première instance et au travers d’analyses quantitatives et qualitatives transposés en informations pertinentes indiquant des différences significatives.
Le résultat final sera constitué d’un tableau de bord en ligne avec des explications concernant les principaux résultats de l’étude (tableaux et graphiques) et la formulation de conclusions à trois niveaux :
- Rapport personnalisé pour les sociétés participantes qui permet aux entreprises de directement recevoir la valeur ajoutée de l’outil.
- Rapports sectoriels qui donnent un aperçu de cette approche personnalisée au sein d’un secteur et qui met en avant les améliorations apportées et les nouveaux obstacles.
- Un rapport pour le gouvernement avec les tendances et les développements de façon à faire des ajustements pour les entreprises là où c’est nécessaire suivant les résultats obtenus, et réduire davantage les coûts de réglementation des entreprises ainsi que optimiser la mise en œuvre de la réglementation nationale et locale.
Nieuw concept voor opvolging regeldruk in Nederland
Project
Indigov (nu Indiville) ontwikkelde samen met Sira Consulting een innovatief nieuw meetmodel voor de opvolging van de maatwerkaanpak in Nederland.
Wat wou de klant?
De overheid werkt er al jaren aan om de regeldruk te verminderen. Maar wijzigende maatschappelijke inzichten en innovaties vragen om beleid en regels en dus zal regeldruk om aandacht blijven vragen. De uitdaging is om er goed mee om te gaan en onnodige regeldruk weg te blijven nemen zodat we de ruimte creëren om de economie te laten groeien en bijkomende werkgelegenheid te scheppen. Om dit te realiseren, hanteert de overheid de maatwerkaanpak. Uiteraard wil de overheid weten in welke mate deze maatwerkaanpak werkt en waar er nog eventueel bijsturing nodig is. Daarvoor ontwikkelden wij samen met de andere partners een nieuw meetinstrument.
Lessen uit 25 jaar meten en aanpakken van regeldruk
Ons voorstel is gebaseerd op ruim 25 jaar ervaring met het meten en aanpakken van regeldruk. De belangrijkste les is dat we niet meten om te weten, maar meten om te verbeteren: niet meten met een reden, maar meten met een doel. Het meetinstrument is een daarom een middel. Een middel waarmee we drie doelen dienen:
- Het meten van de merkbaarheid,
- Het evidence based evalueren van beleid en maatregelen, en
- Een dienst leveren aan de overheid en ondernemers om knelpunten op te lossen en barrières weg te nemen.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt immers dat we een unieke kans kunnen grijpen om dit te realiseren. Alle ingrediënten zijn aanwezig, we moeten ze alleen slim combineren.
Ons voorstel in een notendop
De metafoor van ons model is een moderne windmolen: eenvoudig qua vormgeving maar een zeer geavanceerd en technisch uitgekiend instrument om optimaal energie op te wekken. Wij hebben ons Instrument Maatwerk op een vergelijkbare manier ontwikkeld: helder en duidelijk voor de ondernemer en onderzoekstechnisch een hoogstandje qua techniek.
De drie geavanceerde onderdelen van het instrument zijn:
- Het wetenschappelijk onderbouwd meetkader.
- Het steekproefmodel.
- Het survey instrument.
Het conceptueel model
Uniek in onze aanpak is de combinatie die we maken tussen objectieve en subjectieve belevingsindicatoren alsook de ondernemers enablen om feedback te geven en te krijgen. Door een goede scoping die is toegesneden op een maatwerksector weten we wat we willen vragen en aan wie. Met een heldere set aan QETP-indicatoren(de standaardindicatoren van SKM aangevuld met emotionele indicatoren) vragen we de objectieve en subjectieve beleving bij de respondent zowel van knelpunten als van oplossingsrichtingen.
De analyse zal laten zien in hoeverre ondernemers knelpunten herkennen, oplossingen waarderen en hoe deze in verhouding tot elkaar staan. Op deze manier waarborgen we dat ons instrument direct toegevoegde waarde heeft voor alle partijen.
Analyse en rapportage
Uit het meetinstrument vloeien finaal onderzoeksresultaten (data) voort die in eerste instantie via kwantitatieve en kwalitatieve analyses worden vertaald in relevante informatie met aanduiding van significante verschillen.
Deze technische en statische hoogstandjes zijn belangrijk maar de finale deliverable zal bestaan uit een online dashbaord met toelichting op de kernresultaten van het onderzoek (in tabellen en grafieken), en formulering van conclusies en dit op drie niveau’s:
- Maatwerkrapport individueel voor de deelnemende bedrijven zodat zij direct toegevoegde waarde krijgen uit het instrument.
- Sectorrapporten die een overzicht geven van wat de maatwerkaanpak heeft opgeleverd binnen een sector, wat kan er beter en welke nieuwe belemmeringen/knelpunten zijn naar voren gekomen
- Een rapport voor overheid met trends en ontwikkelingen zodat zij kan rapporteren over de behaalde resultaten en kan bijsturen om verdere om reguleringskosten voor bedrijven verder terug te brengen en de uitvoering van regelgeving – nationaal en lokaal – te optimaliseren.
Évaluation de la performance du e-Gouvernement centré sur l’utilisateur en Europe
Projet en bref
Indiville était responsable de l’enquête de consommateurs dans l’étude de l’UE sur les Services Publics en ligne ‘Digital by Default, or by Detour ?’ Évaluation de User Centric eGovernment performance en Europe – eGovernment Benchmark 2012. Jo Steyaert était le chercheur principal de ce projet.
L’exercice de cette enquête d’utilisateurs a offert une image nouvelle et fidèle de la demande et de la façon dont les citoyens européens perçoivent les services publics en ligne. Il semble que c’est la première fois qu’une tel exercice ait été réalisé à cette échelle, révélant des idées représentatives tant au niveau national que de l’UE. L’enquête, c’est 28 000 citoyens utilisant Internet dans 32 pays de l’UE qui ont répondu à 27 questions concernant les 19 services les plus courants. Elle donne une image fiable à 95 % des points de vue des 600 millions de citoyens européens.
Le rapport complet de cette étude peut être téléchargé ici.
Description complète du projet
Indiville était responsable de la conception de l’enquête quantitative de l’utilisateur : à savoir le développement de la méthodologie de la recherche, la conception du questionnaire, la base de sondage, la mise en œuvre, le travail de terrain et les rapports de l’enquête.
L’enquête a été menée dans l’UE27, ainsi qu’en Croatie, en Norvège, en Turquie et en Islande. En 2011, l’indice de référence a été revu et 2012 était la première année d’application de cette nouvelle référence. Il portait sur quatre domaines principaux, issus des priorités politiques du plan d’action e-gouvernement : le gouvernement autonome, le gouvernement transparent, le gouvernement axé sur les résultats.
Cette enquête a ciblé la population internet de 32 pays avec un total de plus de 600 millions d’habitants. Cette population internet représente 72 % de la population totale entre 16 et 74 ans (selon les données d’Eurostat sur l’utilisation d’Internet par les individus au cours des 12 mois précédents). Pour chaque pays, un échantillon représentatif de la population Internet a été déterminé (entrelacé par âge et par sexe et représentant des régions NUTS 1). La population cible a été atteinte grâce à des groupes d’enquête en ligne. Les résultats de l’enquête auprès des utilisateurs européens représentent un total de 28 177 répondants.
L’enquête a porté sur 27 questions :
- Profils d’utilisateurs et groupes cibles : catégorisation des utilisateurs/non utilisateurs de l’e-Gouvernement (démographie, utilisation d’Internet, niveaux de confiance dans l’utilisation d’internet, les contacts avec le gouvernement, …).
- L’utilisation des services du e-Gouvernement au cours des 12 derniers mois, y compris l’utilisation du canal et les préférences, et la probabilité d’une utilisation future.
- La satisfaction des utilisateurs : satisfaction par rapport à d’autres facteurs explicatifs tels que la satisfaction avec les e-Services non gouvernementaux (e-banking, réseaux sociaux, e-commerce), les attentes des utilisateurs et la réalisation des objectifs .
- Les avantages perçus (impact) : avantages perçus de l’utilisation des canaux et des services du e-Gouvernement.
- Obstacles à l’utilisation des services du e-Gouvernement, y compris la conscience : les facteurs explicatifs qui font que les citoyens n’utilisent pas le canal en ligne, y compris le manque de prise de conscience.
Assessing User Centric eGovernment performance in Europe
Project in brief
Indigov (now Indiville) was responsible for the user survey in the EU-study on Public Services Online ‘Digital by Default, or by Detour?’ Assessing User Centric eGovernment performance in Europe – eGovernment Benchmark 2012. Jo Steyaert was the lead researcher for this project.
The User Survey exercise provided a new and true-demand picture of how European Citizens perceive online public services. As far as known, it is the first time this exercise has been completed on this scale, revealing representative insights at both country and EU level. The survey reached 28,000 internet-using citizens across 32 EU countries, exploring 27 questions, and 19 most common citizen services. This provides a picture with 95% confidence (relevancy) of the views of the 600 million European citizens.
The full report of this study can be downloaded here.
Full project description
Indigov (now Indiville) was responsible for the design of the quantitative user survey: i.e. the development of the research methodology, the design of the questionnaire, the sample framework, the implementation & fieldwork and reporting of the survey.
The survey was administered in the EU27 as well as in Croatia, Norway, Turkey and Iceland. In 2011, the benchmark was re-designed and 2012 was the first year the re-designed benchmark was put into practice. It addressed four broad focus areas, derived from the policy priorities of the eGovernment Action plan: Empowering government, Seamless government, Results-driven government.
This survey targeted the Internet population of 32 countries with a total of more than 600 million inhabitants. This Internet population represents 72% of the total population between 16 and 74 years old (based on Eurostat data on Internet use by individuals in the previous 12 months). For each country, a representative sample of the Internet population was determined (interlaced by age/gender and representative of NUTS 1 regions). The target population was reached via online survey panels . The results from the user survey Europe-wide represents a total of 28 177 respondents.
The survey examined through 27 questions:
- User profiles and target groups: categorisation of eGovernment users/non-users (demographics, Internet use, levels of trust in using the Internet, contacts with Government, …)
- Usage of eGovernment services during the last 12 months, including channel use and preferences, and likelihood of future use
- User satisfaction: satisfaction in comparison to other explanatory factors such as satisfaction with non-government eServices (eBanking, social networks, eCommerce), user expectations and achievement of objectives
- Perceived benefits (impact): perceived benefits of using eGovernment channels and services
- Barriers to use for eGovernment services, including awareness: explanatory factors that prevent citizens from using the online channel, including lack of awareness.